MEDEMBLIK – De fractie van de PvdA Medemblik heeft, bij monde van fractievoorzitter Bert de Jong, het college van B&W schriftelijke vragen gesteld over het voortdurend illegaal deponeren van bedrijfsafval tussen het huisvuil. Hier wordt nagenoeg niet tegen opgetreden. Ook wil de fractie meter duidelijkheid over de aangekondigde ondergrondse afvalcontainers.
Het storten van bedrijfsafval bij het wekelijkse huisvuil is een terugkerende ergernis in de binnenstad van Medemblik. Over deze situatie hebben meerdere inwoners meerdere malen klachten bij de gemeente gedeponeerd en moet het bij u bekend zijn welke ondernemers zich hieraan veelvuldig schuldig maken.
Bij dit bedrijfsafval zit vaak voedselresten en andere zaken die het aantrekken van o.a. kraaien, meeuwen en katten versterken en zodoende voor opengereten (blauwe) vuilniszakken en zwerfafval zorgen.
- Vraag 1: waarom krijgen inwoners die misstanden melden via de website van de gemeente in de meeste gevallen geen antwoord dat hun klacht is ontvangen en in behandeling is en wat daarmee gedaan wordt?
- Vraag 2: als het bij u bekend is om welke ondernemers het gaat, waarom wordt hier ogenschijnlijk niet tegen opgetreden? Het moet toch eenvoudig te controleren zijn of bedrijven/ondernemers hun bedrijfsafval op de voor hen bedoelde wijze aanbieden anders dan bij het huisvuil?
- Vraag 3: wat gaat u doen om deze terugkerende ergernis een halt toe te roepen en op welke termijn ?
- Vraag 4: wanneer wordt begonnen met de aanleg van de door u al eerder toegezegde ondergrondse afvalcontainers?
- Vraag 5: op welke locaties bent u voornemens deze voorziening te realiseren?
- Vraag 6: wordt bij de aanleg van deze ondergrondse containers ook de mogelijkheid tot het dumpen van bedrijfsafval voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom wordt hier niet voor gekozen?
- Vraag 7: wanneer zullen de eerste ondergrondse vuilcontainers in gebruik genomen kunnen worden?
Daarnaast ligt er een toezegging van het college dat er in 2017 een gezondheidsbeleid inclusief de breedtesport aan de raad gepresenteerd zou worden. Navraag in de commissie van oktober bracht aan het licht dat de eerste stappen nog gezet moeten worden. Daarom ook daarover schriftelijke vragen.
In de commissie Samenleving van februari 2017 heeft het college op onze vraag over de aandacht voor breedtesport geantwoord: “er is nog geen algemeen sportbeleid, maar er is wel vanuit breedtesport gekeken. In 2017 wordt een gezondheidsbeleid opgesteld, waarbinnen sportbeleid een plaats krijgt”.
In de commissie van oktober heeft ons commissielid mevrouw Els Meester opnieuw de vraag gesteld, wat de stand van zaken ten aanzien van dit onderwerp is, want 2017 is bijna voorbij. Het antwoord van de wethouder was : ”In de toezeggingenlijst staat dat een aanzet voor lokaal gezondheidsbeleid eind 2017 wordt gemaakt. Dit gaat gebeuren in de vorm van een uitvoeringsprogramma, waarvoor binnenkort de kaders bij de raad worden opgehaald. De Omgevingswet krijgt een pijler gezondheidsbeleid, waarbij veel onderdelen van de organisatie betrokken worden”.
In februari geeft u aan dat in 2017 een lokaal gezondheidsbeleid wordt opgesteld, waarbinnen sportbeleid een plaats krijgt en in oktober 2017 geeft u aan dat in 2017 een aanzet wordt gemaakt.
- Vraag 1: Waarom heeft het ruim 8 maanden geduurd, alvorens er überhaupt een aanzet wordt gemaakt, terwijl u in februari aangeeft dat het beleid in 2017 wordt opgesteld?
- Vraag 2: wat bedoelt u met “Dit gaat gebeuren in de vorm van een uitvoeringsprogramma, waarvoor binnenkort de kaders bij de raad worden opgehaald”? Kunt u dit toelichten?
- Vraag 3: welke termijn verstaat u onder “binnenkort”?
- Vraag 4: op welke termijn kunnen we wel het door u toegezegde conceptplan lokaal gezondheidsbeleid , incl. sportbeleid/breedtesport verwachten” ?