Dat Jan Mulder bakker is geworden heeft niemand verbaast, het zat hem in het bloed.
ZWAAGDIJK – Zijn vader, enkele ooms én opa waren ook bakker. We zitten aan een kopje thee als de oudste zus Bets Mulder ons verteld over Jan: “Hij is geboren op 21 juli 1941 te Zwaagdijk”. Opgegroeid in een tevreden gezin met zeven kinderen, twee broers en vier zussen. Jan was de op 1 na oudste van het gezin. Hij was een heel blij kind, een leuke en bovenal gezellige broer, slim, druk maar gemoedelijk. Vader had een eigen bakkerij in de Tuinstraat.
Geschreven door Rika Bakker en Jessie Steltenpool
Al op jonge leeftijd hielp Jan zijn vader in de bakkerij. Met het uitventen van brood, beschuit en koek. Na de lagere school ging hij voor twee jaar naar de ambachtsschool, waar hij leerde voor bakker. Op vijftienjarige leeftijd kwam hij bij bakker Stam terecht, zijn eerste officiële werkgever. Drie jaar later koos hij voor Bakkerij Otten, in Hoorn. Jan werkte ‘s ochtends eerst op de broodafdeling en later op de ochtend bakte hij het banket. Hij had er een gezellige tijd samen met de gebroeders Otten. Ook trad Jan voor twee jaar in dienst bij het Nederlandse leger. Op de legerbasis in de kop van Noord-Holland was hij kok. Hij had er een leuke tijd en bleef met veel plezier op deze tijd terug kijken.
In het Zwaagdijk van toen heeft Jan een zorgeloze jeugd gehad. Het huis had een grote moestuin met verschillende soorten appelbomen, bessenstruiken, kruisbessen en peren. Het lag aan rivier de Leek, vertelt Bets, “En leuk dat we dat vonden!”. “De jongens gingen er altijd vissen, en grote vissen die eruit kwamen!”. En je kon heerlijk schaatsen op een van de vele slootjes rondom het huis. In de winter als de Leek en de Papaveer bevroren waren, kon je de kleine Jan uittekenen op het ijs. Met zijn zwarte jopper en alpinopet. Dat al dat water best gevaarlijk kan zijn bleek toen Jan als kleuter de rustige weg had overgestoken richting de prutsloot. De kleine Jan was zo de sloot in getuimeld en werd nog net op tijd gered. “En moeders kwam er aan en die was toch geschrokken!”. “Ik zie hem zo nog lopen, helemaal onder de prut en met kroos op zijn kop”. Hij was de enige in de familie die ooit in de sloot is gevallen. “We gingen ook gewoon in de sloten zwemmen, dat mocht. “Ik voel aan m’n tenen die blubber van de grond nog” lacht Bets.
Jan was gek op geld. Vader Mulder bakte speculazen, banket voor sinterklaas en de feestdagen. Er bleef dan wel eens een brok speculaas over. Daar wist Jan wel raad mee, hij kocht de koek over van zijn vader voor een schappelijke prijs. Op het ijs was het altijd een drukte van jewelste en dat had Jan op een idee gebracht. Hij verkocht de speculaas aan de mensen die aan het schaatsen waren, met dikke winst. Ook ging hij altijd eenden eieren zoeken en verkocht ze aan een vrouw die ze dan at. Alle munten verzamelde Jan in een kistje. En als hij zaterdags van werk thuis kwam dan had hij geld in zijn hand en dan zei hij: “kijk die enveloppies, en nog een flappie en nog een flappie.” Ook spaarde hij tientjes, daar was hij trots op. Toch gooide hij het niet over de balk, hij was spaarzaam. De familie was niet overvloedig bedeeld maar moeder was zeer handig en naaide van alles wat oud was weer wat nieuws.
Vader Mulder aan het venten
Hoe druk ze het ook had: met zeven kinderen, een bakkerij en de bezorgdienst. Maar altijd was er genoeg te eten en moeders kon werkelijk goed koken. Ze was een bewonderenswaardige vrouw: ten tijde van Sinterklaas kocht ze de weken ervoor cadeautjes voor alle kinderen. Als er iemand een dure jas vroeg, dan was die er. En de week erna was er weer geld. Schulden waren er nooit, ze kreeg het altijd weer voor mekaar. De kinderen liepen er netjes bij, met witte sokken en al. Op zaterdag was er een hulp in huis, dan werd er de hele dag geschrobd, geboend en gewerkt zodat het huis en de bakkerij spik en span waren. Dan aten ze ‘s avonds witte of bruine bonen, want tijd voor aardappelen was er dan niet.
Jan was te jong geweest om zich de hele oorlog te kunnen herinneren maar de eindfase heeft hij bewust meegemaakt. Hij zag bijvoorbeeld de V1-raketten die werden afgevuurd op Engeland. Ook kwamen de Duitsers langs bij zijn huis, ten tijde van de bevrijding. De kinderen hadden hun kleding versierd met oranje strikjes en speelden op straat toen er ineens een Duitse officier naderde. Ze vroegen aan vader, die uiteraard Bakker was, of hij nog suiker, bloem of boter had. Die stellig nee antwoordde. De kleine Jan, toen vier jaar, wist donders goed dat ze dat wél hadden, maar hield wijselijk zijn mond, en de Duitsers vertrokken.
In de jaren dat Jan opgroeide zag hij veel mensen naar Canada trekken, het land van vele dromen. Dat leek Jan ook wel wat. “Hij wou eerst ook geen verkering” vertelt zijn vrouw Gerry lachend. Hij zei: “Ik denk dat ik ga emigreren”. Ze leerde elkaar kennen in café de Welkomst. Voor Gerry was het liefde op het eerste gezicht. Zij noemde hem ‘schoonheid’ en hij haar ‘Poes’. Schoonheid en Poes trouwden in december 1966, waarna ze in een huurhuisje aan de Torenstraat te Medemblik trokken. Dat had Jan’s nieuwe werkgever, Ad Raat voor hen geregeld.
Als banketbakker en broodventer trad Jan in dienst bij Bakkerij Raat. Hij kreeg een ventwijk in de binnenstad. Doordat hij met brood en koek langs de deuren liep om te venten leerde hij veel mensen kennen. De mensen nodigden ‘Jan de Bakker’ graag in huis uit voor een bakkie koffie. Als Jan na het biljarten naar huis ging en hij nog licht zag branden in de Parkwijk, dan belde hij gewoon even aan. Hij was altijd welkom en werd hartelijk ontvangen. “Kom maar binnen Jan de Bakker, even een biertje?”, klonk het steevast. Zijn gulle lach was zo aanstekelijk, dat de mensen soms niet bijkwamen van het lachen. Ook in de horeca werd Jan als venter graag ontvangen. Zijn klantenkring werd zo groot dat de bakfiets te klein werd en werd omgeruild voor een elektrisch karretje. In de bakkerij bakte Jan intussen de lekkerste spritsen, gevulde koeken en appelflappen. “Hij kwam zelfs in de krant voor het bakken van de miljoenste appelflap!”, lacht Gerry.
In de jaren 80 verhuisde het echtpaar naar de Oostersingel. Het gezin werd uitgebreid met twee gezonde dochters: Afra en Yvonne, die verder niet in het bakkersambacht zijn getreden.
Jan genoot van het leven, hield van een feestje en gezelligheid. Als Jan en Gerry terugkwamen van een feestje en naar huis fietsten zei hij: “Poes, we doen thuis nog een afzakkertje”. Dan ging thuis de muziek aan en danste ze op Roy Orbison en Imca Marina. Ook de feestjes bij het echtpaar Mulder thuis gingen door tot in de late uurtjes. Jan maakte héérlijke gevulde eieren en bakte vanalles lekkers. Rond middernacht barstte het feest pas echt los: als de hoeden, pruiken en petten van boven werden gehaald en Gerry als DJ fungeerde. Ze hebben wat afgelachen.
Ook buitenshuis trad Jan op, en wel als André Hazes. Hij playbackte in vol ornaat nummers als Buona Sera en Oh Marie, bij de laatstgenoemde met vriend Benno op de trompet. Het werd een groot succes, sommigen zagen niet eens dat het Jan Mulder was. Ook genoot hij van de ritjes op zijn solex, het biljarten, schaatsen kijken, het roken van paling voor vriend en kennis, was hij een fervent Feyenoord fan en trots op zijn tuin. In de groentetuin werden de Medemblikker ronden en verscheidene soorten groenten verbouwd. In de kas groeiden mooie rode tomaten en druiven, en alles even lekker. Ook had Jan en vier kippen, die de namen van zijn zussen kregen.
Toen Jan na 40 jaar vol plezier te hebben gewerkt bij bakkerij Raat, met pensioen ging waren er dan ook genoeg hobby’s, verjaardagen, kinderen en kleinkinderen om zijn tijd mee te vertoeven. In 2016 kwam de diagnose: longkanker met uitzaaiingen. Na een relatief kort ziekbed is hij op maandag 18 april 2016 overleden, omringd met zijn dierbaren.
Op de crematie werd ‘Mooi was die tijd’ van Corry Konings gedraaid. Gerry heeft honderden kaarten en tientallen telefoontjes ontvangen. Zij en Jan zijn 49 jaar getrouwd geweest. Gerry verteld: “Hij was zo’n gezellige man, zorgzaam en uniek. Hij kon ook heel mooi schrijven: we hadden een buurman en die was een beetje burgemeester van de buurt. Toen die ging verhuizen zei Jan: “dan wil ik wel burgemeester worden hoor.” Toen heeft hij veel geschreven, over die en over die. Iedereen zei ook altijd: “zo mooi kunnen wij niet schrijven hoor Jan.” Hij was uniek, echt uniek. Ja dat zeiden ze ook allemaal toen hij overleden was. Die Jan Mulder had nog 20 jaar moeten leven. Maar ja we hebben het niet voor het zeggen hè”.
Met dank aan: Bets Mulder, Gerry Mulder (ook voor het bewaren van alle krantenknipsels), Yvonne Mulder en de Historische vereniging Den Swaegh Dyck.
[signoff]