‘Ik ben een pakketje en jij moet mij uitpakken,’ riep het meisje enthousiast. Ze ging in de grote kartonnen doos liggen en probeerde de flappen te sluiten.
‘Mag ik al?’ zei ik lachend.
‘Ja!’
‘Wat een groot pakketje,’ zei ik verwonderd. ‘Wat zou daar nou toch in zitten?’
Ik hoorde haar gniffelen.
‘O, wat een mooi cadeautje, zeg!’ riep ik uit, toen ik de doos had opengemaakt.
Met haar ogen stijf dichtgeknepen lag ze roerloos in de doos. Helemaal in haar rol. Ze was een levensgrote pop.
‘Volgens mij,’ zei ik, ‘gaat de pop een geluidje maken als ik hier druk.’ Ik porde met mijn vinger in haar zij, waarop ze een hoog piepje produceerde. Ze glimlachte kort, waarna ze haar gezicht weer in de plooi hield. Ze was een pop en poppen bewegen niet.
‘Ik ben echt heel erg blij met deze mooie pop. Vind jij d’r ook niet prachtig?’
Haar moeder knikte, ‘het is echt een hele mooie pop. Volgens mij kan ze ook liedjes zingen. Dan moet je hier drukken.’ Ze drukte op de navel van het meisje, die geen liedje zong maar een reeks gekke geluidjes uitbracht.
‘Ik denk dat het een robot is,’ lachte ik.
‘Ik denk het ook, ja.’
Het meisje deed haar ogen op en keek ons om beurten aan. ‘Ik ben geen robot. Ik ben een pop.’
‘O, het is wel een pop,’ zei ik serieus.
‘O, ja,’ zei haar moeder. ‘Het is echt een pop.’
‘Ja, ik ben echt een pop. En nu moet ik weer ingepakt en dan moet mama mij uitpakken.’
Ik lachte, zag hoe het meisje zich weer oprolde in de doos en sloot de flappen achter haar.
‘Ja! Pak me maar uit!’ riep het schelle kinderstemmetje enthousiast.
Ik glimlachte en aanschouwde het toneelspelletje tussen het meisje en haar moeder. Ik bedacht me dat het grappig is dat kinderen overal een verhaal in zien, overal iets van maken, al is het maar zoiets simpels als het spelen van een pop die als cadeautje is thuisbezorgd.
Het is jammer dat we dat stukje fantasie vaak verliezen als we ouder worden. Dan is het ineens gek om zoiets te spelen. Gek om een verhaal te bedenken bij een doodnormale situatie. Als kind deed je niet anders. Je verzon de meest wilde verhalen, maakte van alles een spelletje. Toen ik nog een klein meisje was, was mijn slaapkamer een jungle en moest ik vanuit mijn boomhut over een rivier slingeren om veilig aan de andere kant te komen. Mijn poppen konden praten, mijn stapelbed was een boot en mijn broertje een piraat. Op de overloop zat een schildpad en als die je te pakken kreeg, at ie je op. Het leven was een feestje en alles was mogelijk.
‘De vloer is lava,’ riep ik ineens hard.
Mijn vriendin keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
Ik rende hard naar de fauteuil en riep: ‘snel Yuna, kom hier!’
Mijn hond kwam hard aanrennen en sprong bij me op de fauteuil. Toen de bal die ze in haar mond had op de grond viel en zij erachteraan wilde springen, hield ik haar stevig vast. ‘Je kunt hem niet meer redden,’ riep ik dramatisch. ‘Hij is verloren, Yuna. Het spijt me!’
‘Nee!’ riep Yuna geëmotioneerd’ – het is mijn fantasie he, dus mijn hond kan gewoon praten. – ‘Niet mijn lievelings bal!’
Mijn vriendin keek me geschrokken aan en sprong op de bank. ‘Jullie moeten daar weg!’ riep ze. ‘Het is niet veilig!’
‘Waar moeten we heen? We kunnen geen kant op!’
‘Kom hierheen!’ riep ze, alsof de fauteuil honderd meter van de bank af stond.
Ik knikte, pakte Yuna vast en zei: ‘Je moet me vertrouwen, Yuna. Ik ga ons redden!’
Yuna legde haar hoofd op mijn schouder en ik tilde haar op. Ik klom van de fauteuil af, sprong op het hondenkussen, klom over de salontafel en overhandigde Yuna aan mijn vriendin. ‘Gaan jullie maar. Red jezelf!’ riep ik.
‘We gaan niet zonder jou! Pak mijn hand!’
Ik pakte haar hand vast en met alle kracht die mijn vriendin in zich had trok ze me naar zich toe. Ik liet me op de bank vallen. ‘We hebben het gehaald.’
Mijn vriendin schoot in de lach. ‘En ze leefden nog lang en gelukkig?’
Ik keek van Yuna naar haar en glimlachte, ‘gelukkig wel.’
Nadine Swagerman blogt ook via ‘Wat Zij Wil‘