MEDEMBLIK – Ook in het nieuwe gedecentraliseerde jeugdstelsel krijgen kinderen en hun ouders te maken met wachttijden in de jeugdhulp. De nadruk vanuit de Jeugdwet op passende en integrale hulp in combinatie met een fluctuerende hulpvraag maakt een zekere wachttijd onvermijdelijk. Door de decentralisatie ontstaan wel meer mogelijkheden om te sturen op een betere aansluiting tussen vraag en aanbod. Dat concludeert het Nederlands Jeugdinstituut in zijn onderzoek ‘Wacht maar’, naar wachttijden en wachtlijsten in de jeugdhulp. Donderdag 8 juni staat dit onderzoek op de agenda van het Algemeen Overleg van de Tweede Kamer.
Signalen dat kinderen moeten wachten op hulp en dat er zelfs hier en daar wachtlijsten ontstaan, waren voor het ministerie van VWS aanleiding om het Nederlands Jeugdinstituut te vragen dit onderzoek uit te voeren onder een beperkt aantal gemeenten, die samen een min of meer representatief beeld geven. Enkele vragen: Welke cijfers hebben we over wachttijden en wachtlijsten tot onze beschikking? En in hoeverre speelt de decentralisatie van jeugdhulp naar gemeenten een rol in het ontstaan van wachttijden?
Geen betrouwbare cijfers
Er is geen landelijke informatie over wachttijden en wachtlijsten te genereren, blijkt uit het onderzoek. Ook op gemeentelijk en regionaal niveau zijn dergelijke gegevens vaak niet beschikbaar of moeilijk te duiden. Aanbieders hebben wel informatie over wachttijden binnen hun eigen organisatie, maar die cijfers kunnen niet zonder meer bij elkaar opgeteld of vergeleken worden. Dat komt doordat het om verschillende soorten hulp gaat voor uiteenlopende situaties, aldus onderzoeker Gert van den Berg van het Nederlands Jeugdinstituut.
Passende hulp en een fluctuerende vraag
Wachtlijsten in de jeugdhulp zijn een gevoelig onderwerp. Niemand wil dat een kind moet wachten op hulp, zeker niet in acute gevallen. Wachtlijsten en wachttijden zijn echter een zaak van vraag en aanbod. Omdat de vraag naar jeugdhulp fluctueert, kan er ook geen vastliggend hulpaanbod zijn. De nadruk die de Jeugdwet legt op passende en integrale hulp veronderstelt een meer op het individu afgestemd aanbod, een aanbod dat voor iedere hulpvrager anders moet kunnen zijn.
Sturing
Een goede aansluiting tussen vraag en aanbod vraagt om betrouwbare gegevens over de problemen in een gemeente of regio en het beschikbare hulpaanbod. Van den Berg: ‘Gemeenten kunnen daarmee toekomstscenario’s maken voor de inkoop van jeugdhulp. Door de decentralisatie zijn er meer mogelijkheden om via monitoring dit soort sturingsinformatie te verzamelen. Nog niet alle gemeenten besteden echter aandacht aan monitoring. Wel zien we steeds meer gemeenten en aanbieders samen naar oplossingen zoeken voor ontstane wachttijden. Bijvoorbeeld door andere hulp te bieden ter overbrugging van de wachttijd of door te verwijzen naar een collega-aanbieder die wel de juiste hulp beschikbaar heeft.’
Wachttijden in andere landen
De onderzoekers hebben ook gekeken naar ervaringen in andere landen. Ook die hebben te kampen met wachttijden en wachtlijsten. Extra geld ziet men daar ook niet als de oplossing. Succesvolle sturing vraagt om het stellen van duidelijke doelen, het monitoren op resultaat en het begrenzen van budget, zo is het devies.
Maximaal aanvaardbare wachttijden
In de decentrale wereld van de Nederlandse jeugdhulp constateren de onderzoekers nog wel de behoefte aan een centraal ijkpunt, een gemeenschappelijke norm voor maximaal aanvaardbare wachttijden. Van den Berg: ‘Als voor alle aanbieders en gemeenten dezelfde normen gelden, is het bovendien makkelijker deze met elkaar te vergelijken. Of dit ook leidt tot een kortere wachttijd, is echter de vraag.’