MEDEMBLIK – Zijn vader beschreef op 75 jarige leeftijd zijn oorlogsjaren in briefvorm voor het nageslacht. Sta eens stil bij de mensen die een oorlog hebben meegemaakt. In de Tweede Wereldoorlog zijn in vele landen veel slachtoffers gevallen. Die mogen wij niet vergeten.
Tot augustus 1944 ging alles redelijk. Toen kwam Fischer in mijn leven. Ik werd geslagen en mishandeld. Tot de top van het verzet zich er mee bemoeide. Verzetsmensen John en John waren naar Fischer gegaan. Zijn vrouw was Spaans. Ze zouden Franco wel even inlichten. Na die dreiging werd ik herhaaldelijk in bescherming genomen door Fischer. Zijn moorden, ‘ershiezen’, hadden al aandacht getrokken van het verzet. Hij liet verzetsmensen oppakken en doodschieten. En ik werd door hem in bescherming genomen. Je had die gezichten moeten zien van die soldaten, officieren van de Wehrmacht. “Das ist unseren bauerknecht.” Ik kon geen kwaad doen, onvoorstelbaar!
Kennismaken
Ik maakte in 1944 voor het eerst kennis met Fischer, S.D. kommandant voor Noord-Holland Noord. Volgens mij één van de Drie van Breda: Fischer, Aus der Funten en Kotälle, een Pool (deze W. Fischer is niet één van de Drie van Breda). Wat ik met Fischer meegemaakt heb, is een boek vol. Als ik hem ergens op wees, stonden die ‘Grune Polizei’ leden met open mond te luisteren. Of… Fischer beet me toe “Du, du bist kein bauerknecht”. Dat was dan weer het einde. Totdat hij tegen me ‘blafte’: “Weg”.
Uberfall
Het zal eind 1944 geweest zijn, dat we een ‘Uberfall’ hadden van Fischer en de ‘Grune Polizei’. Die ervaring vergeet ik nooit. Afschuwelijk. Ik werd door Fischer persoonlijk in elkaar geslagen. Ik kon geen kant op, kon niet vluchten, in de keuken van de Stadsboerderij stonden zes ‘Grune’ te lachen. Eindelijk kwam het hoge woord eruit. “Wo sind die jungen”. Ik zei tegen Fischer dat die er niet waren. Zijn antwoord was nog meer klappen. Tot mijn schoonvader Meijaard in de keuken kwam en zei: “Her Commandant, wij hebben geen onderduikers.” Fischer en Meijaard de schuur in en de zolder op. Geen jongens, dat klopte, want ik had ze twee nachten daarvoor weggebracht. Ik bespaar u de ellende van vier jongelui wegbrengen; zeker een uur lopen, door weilanden, enz. En dan weer terug, die stikdonkere nacht in. Ik heb het nog één keer gedaan, toen zei moeder Meijaard: “Dat nooit meer!” Na zestig jaar heb ik er nog last van. In je eentje met Duitsers om je heen. Ik ben toch ook gek geweest. Dat is echt niet normaal. Ik heb met mijn leven gespeeld.
Oostwoud
Meijaard had een koe gekocht in Oostwoud. Ik moest die koe halen, “bind hem maar achter de wagen”. Ik ga via Twisk, slingerweg richting Oostwoud. Ik zie bij een boerderij wat Duitsers. Bij het station Oostwoud/Midwoud staan wel 200 á 250 Duitse militairen. De officier brulde wat tegen me, mijn wagen en paarden aan de kant gezet. De commandant komt straks en die beslist wat er met mij gaat gebeuren. Na bewaakt te zijn door vier á vijf soldaten. komt er een groepje van zes man aan. De officier gaf uitleg over mij. En die groep van zes komt mijn richting uit. Eensklaps stopt een man uit de groep, kijkt mij aan en begint hard te lachen. “Fischer das ist doch unseren bauerknecht. Mit”, zei hij tegen me. Zie je me lopen. Naast Fischer en vijf officieren. Om de hoek van de weg, na een paar honderd meter, zie ik drie balen op de weg liggen. Ik schrok me rot, Fischer lachte, drie dode verzetsmensen. Ik was zo erg van slag, dat ik me meteen omkeerde. Fischer lachen. Hij sloeg me op mijn schouder en zei: “Du bist doch im krieg gewesen!” Bij terugkomst bij het station stuurde hij me weg. En ik had geen koe.
Provinciaal ziekenhuis
Drie mensen waren doodgeschoten Wieger Boonstra, Pieter Brittijn en Tiede Oost. Geert Hollander en Thom de Bos waren gevangen genomen bij een razzia. Er waren twee mensen van de administratie doodgeschoten. Ze zaten in het Provinciaal ziekenhuis de problemen. Via Dr. Haxe werd mij gevraagd of ik wou helpen. Ik had gezegd, bij onraad, ben ik weg, hoor. Ik begon op 1 april 1945 in het ziekenhuis om het werk van Brittijn voort te zetten, op de administratie. Op een morgen stond eensklaps Fischer voor me. Ik kon geen kant op en hij lachen. Fischer zei: “Und ich heb immer gesagt du bist kein bauerknecht”, De heer Kramer heeft hem aan dekens en andere spullen geholpen.
Geluk gehad
Ik denk dat ik hiermee de voornaamste voorvallen aangegeven heb. Maar je wist nooit of je het er levend vanaf zou brengen. Hij liet zo maar mensen doodschieten.
Gerrit Dekkers heeft geluk gehad om Fischer te overleven. Fischer vermaakte zich blijkbaar met hem, dat is zijn redding geweest. Maar hij was nog niet van hem af. Fischer kwam op 17 april 1945 met zijn gevolg naar de boerderij. Meijaard zei: “wat komt hij doen, Ger”. Ik kon het maar moeilijk zeggen, “U hoort het als Fischer weg is.” Fischer had mij nog persoonlijk gezegd: “Bauerknecht, wir sprengen den deich”. Ik kon het niet vertellen. Meijaard geloofde me niet. We hebben dit alles moeten meemaken. Vreselijk! Op 10 mei hebben ze gecapituleerd. Op 11 mei stond Fischer met aanhang weer voor de deur. Fischer zei: “Ich kom mir verabschieden. Hoe is het mogelijk…
Gerrit heeft van dit alles zijn hele leven last gehad. Hij overleed op 90 jarige leeftijd in 2010. Dick vraagt aan iedereen die van Fischer wat weet om contact met hem op te nemen via dick.dekkers@ziggo.nl. Zo kan hij zijn verhaal compleet maken.
Fischer voor de rechter
Fischer werd op 22 juni 1950 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Hij werd schuldig bevonden aan het in beslag nemen van geld, meubilair en goederen, zonder bewijs van betaling, ofwel plundering.
Sigarenwinkelierster T. Lageveen kreeg onverwacht bezoek van Fischer en de ‘Grune Polizei’. Alles werd overhoop gehaald. Er werd veel meegenomen en 15.000 gulden, waarvan ze weer 3.000 terugkreeg.
Rijwielhersteller S. Bosscher uit Medemblik werd op sinterklaasavond 1944 verrast door Fischer en de zijnen. Ze stalen een motor en zes fietsen.
Op 20 januari 1945 namen Fischer en tweehonderd mannen de hele voorraad levensmiddelen in beslag van het Provinciaal ziekenhuis.
T. Rustenburg uit Opperdoes kreeg huiszoeking van Fischer en die graaide alles wat los en vast zat mee.
W. Botsman, ook uit Opperdoes, kreeg eveneens zo’n bezoek van Fischer.
De Bijzondere Raad van Cassatie vernietigde het vonnis en gaf de zaak door aan de Bijzondere Strafkamer in Haarlem. In december 1951 moest Fischer zich verantwoorden maar liet verstek gaan en in januari 1952 moest hij weer voorkomen en toen nam hij ook de moeite niet om te komen, want de dagvaarding klopte volgens hem niet. De dagvaarding is toen nietig verklaard omdat de feiten die hem ten laste werden gelegd er niet in stonden.